De paradijsvogel van de Lage Landen. Een vogel met een lange dunne dieprode snavel met, van dichtbij, duidelijk zichtbare zaagtandjes die dienen om visjes goed vast te kunnen houden. De mannetjes hebben een langgerekt spierwit lichaam met geelroze gloed (hierom is de bijnaam ook wel boterbuik) en een zwart-groene kop. De vrouwtjes zijn grijs met een scherp afgetekende bruine kop. Deze eend, de grootste van Europa, is helemaal gemaakt om onder water te jagen. En dat is te zien ook. De vogel licht zeer diep in het water en is enorm gestroomlijnd. Voordat ze duiken kijken ze eerst met hun kop onder water om te zien of er ergens een lekker visje zwemt. Hierbij glijdt er een vliesje over hun ogen, een soort duikbrilletje, dat hun ogen beschermt. Vervolgens duiken ze en schieten ze als mini-torpedos' achter hun prooi aan. Dat is precies de reden dat hun poten zo ver achterop hun lichaam zitten. Op de kant zijn het klungels maar in en vooral onder het water mag Pieter van den Hoogenband hun handdoekje nog niet eens vasthouden.
Ze zitten vooral in ondiep, helder water. In tegenstelling tot hun kleinere familielid, de Middelste Zaagbek, zijn ze eigenlijk alleen op zoet water te vinden. Goede plekken om Grote Zaagbekken te zien en te fotograferen zijn de Amsterdamse Waterleidingduinen en de Brabantse Biesbosch.
Vrouw Grote Zaagbek © Lars Buckx